De dunne darm bestaat uit 3 onderdelen. Het eerste onderdeel is de twaalfvingerige darm (Lat. leoneum). In dat gedeelte komt de voedsel brij vanuit de maag. De twaalfvingerige darm heet zo omdat hij twaalf vingers lang is (ong. 25 centimeter). In de twaalfvingerig darm komt een verteringssap en een hulpstof vrij. Het verteringssap is alvleessap. Dat word gemaakt (de naam zegt het al) in de alvleesklier. Door alvleessap worden koolhydraten, eiwitten en vetten verteerd. De hulpstof is gal. Gal word gemaakt in de lever (niet in de
galblaas). Vanuit de lever word de gal opgeslagen in de galblaas. Vanuit de galblaas komt het in de twaalfvingerige darm terecht. Gal verteerd geen voedsel. Het zorgt ervoor dat vet uit elkaar word gehaald zodat de enzymen het vet makkelijker kunnen verteren.
Het 2
e deel van de dunne darm is de nuchtere darm (Lat. jejunum). Hij heet zo, omdat als je dood gaat, dit deel van je darmen leeg is (nuchter). De functie van je nuchtere darm is hetzelfde als die van het 3
e onderdeel van je dunne darm: de kronkeldarm (Lat. ileum). In deze 2 delen gebeurd het grootste gedeelte van de vertering. Er komt darmsap vrij (een verteringssap). Darmsap verteerd koolhydraten, eiwitten en vetten.
In de laatste 2 delen (de nuchtere en de kronkel darm) worden de voedingsstoffen opgenomen in het
bloed.
Opnamecapaciteit
Opnamecapaciteit is het aantal voedingsstoffen dat kan worden opgenomen. In de dunne darm is de opnamecapaciteit heel erg groot. Dat komt door een paar dingen. Het 1
e is dat de dunne darm heel erg lang is. Hij is in totaal 6,25 meter. Het 2
e punt is dat de oppervlakte van de dunne darm erg groot is (2000 m²). Dat komt doordat de binnenkant van de dunne darm geplooid is. De plooien in de dunne darm heten darmplooien. De darmplooien hebben zelf ook plooien (darmvlokken, plaatje rechts onder) en zelfs die hebben plooien (microvlokken). Doordat er zo veel plooien in de dunne darm zitten word de oppervlakte van de darm erg vergroot. De haarvaten die de voedingsstoffen opnemen zitten in de darmvlokken. Doordat de opnamecapaciteit zo groot is kunnen er voldoende voedingsstoffen worden opgenomen voor alle cellen.
Legenda (Dikgedrukt wat van toepassing is):
1. Mondholte
2. Slokdarm
3. Maag
4.
Twaalfvingerige darm
5.
Nuchtere darm
6.
Alvleesklier
7.
Lever
8. Galblaas
9.
Kronkeldarm
10. Blinde darm
11. Dikke darm
12. Endeldarm