Het hart bestaat uit 2 delen die beide 1 boezem en 1 kamer hebben. Het hart heeft dus in totaal 4 kamers. Tussen die kamer zitten kleppen. De kleppen tussen de boezem en de kamer heten hartkleppen en de kleppen tussen de kamer en de slagaders heten slagaderkleppen. Die kleppen zijn ervoor om tegen te gaan dat het bloed terug kan stromen naar de kamers.

 De boezem aan de linkerkant van de tekening (rechter harthelft) vervoeren zuurstofarm bloed vanaf de holle ader. Dat bloed word via de longslagader naar de longen gepompt. De boezem en de kamer aan de rechterkant van de tekening (linker harthelft) vervoeren zuurstofrijk bloed vanaf de longader. Dat zuurstofrijke bloed word via de aorta en andere slagaderen naar de organen gepompt.

Om de harthelften zit de hartspier. Bij de linker harthelft is die spier dikker en dus sterker. Dat is nodig om het bloed vanaf het hart snel naar alle organen de pompen.

 

De hartslag is heel belangrijk. Door de hartslag wordt het bloed rondgepompt. Als je naar je hartslag luistert hoor je 2 kloppen en daarna een rust. De eerste klop is het samentrekken van de spieren bij je boezem. Daardoor gaat het bloed vanaf je boezem naar je hartkamer. De 2^e klop is het samentrekken van de spieren rond je hartkamer. Daardoor komt het bloed vanaf je hartkamer in je slagaders. De rust is de hartpauze. In die pauze lopen de boezems vol. Je hart klopt ongeveer 60 (tot 100) keer per seconde. Als je sport gaat je hartslag sneller, omdat je spieren dan meer voedingsstoffen nodig hebben.

 

Als je geboren wordt kan je een afwijking in je hart hebben. Er kan dan een gaatje zitten tussen de 2 harthelften. Dit heeft als gevolg dat je een zuurstofgebrek krijgt, omdat het zuurstofrijke bloed uit de linker harthelft gelijk weer terug stroomt naar de rechter harthelft bij het zuurstofarme bloed. Deze afwijking kan met een operatie verholpen worden.